WIJSHEID VAN HET HART

Hoofd-, hart- en buikgevoel

wijsheid1
Psychologie Magazine, maart 2008
 
Roos Vonk
 

In een aflevering van Ally McBeal staat een vrouw in de supermarkt te aarzelen of ze een pak cornflakes zal kopen. Het is het laatste pak in die smaak. Ze pakt het op, kijkt ernaar, zet het terug en kijkt verder. Net op dat moment komt Ally langs en wil het pak cornflakes in haar winkelwagen doen. “Hé, die wilde ík kopen!” zegt de vrouw verontwaardigd. “Die heb je net teruggezet!” antwoordt Ally. “Ja, ik was nog aan het denken, maar ik wil hem wél. Geef terug, ik was eerst!” Ze trekt het pak uit Ally’s hand en loopt weg. In een reflex steekt Ally haar voet uit waardoor de vrouw struikelt tegen een stapel pindakaaspotten. Een paar weken later zien ze elkaar weer – voor de rechter, bij wie de vrouw een aanklacht wegens geweld heeft ingediend.

Dit voorval laat iets zien waarmee we allemaal vertrouwd zijn: dat we vaak op ons gevoel reageren. En dat dat verkeerd kan aflopen. De vrouw in de supermarkt ervoer Ally als een tegenstander die haar het laatste pak cornflakes afhandig wilde maken. Zodra Ally het pakte verdween haar keuzevrijheid en die liet ze zich niet afnemen. Ally op haar beurt handelde vanuit haar woede en gevoel van onmacht. Beide vrouwen creëerden een situatie die voor geen van beiden wenselijk was. Waarom doen mensen dat? Hoe kan het dat als je trouw bent aan je eigen gevoel, je toch vaak verkeerde keuzes maakt of jezelf in moeilijkheden brengt?

Buikgevoel: Instincten en lust-onlust
Dat wat we ‘gevoel’ noemen omvat veel verschillende ervaringen, bijvoorbeeld een onbestemd ‘onderbuik’-gevoel, een impuls, een intuïtie, een heftige emotie, een verlangen. Al die gevoelens komen voort uit een evolutionair ‘oud’ systeem. Onze verre voorouders handelden net als alle dieren op hun gevoel. Als ze opeens een gevaarlijk roofdier zagen, maakten ze dat ze wegkwamen. Ze gingen niet eerst hun gevoelens onderzoeken. Om te overleven, moet je snel reageren. De gevolgen van bedreigende gebeurtenissen kunnen immers onomkeerbaar zijn. Een instinctief systeem dat leidt tot direct handelen, zonder wikken en wegen, is dus van overlevingswaarde. Onze gevoelens voorzien hierin. Ze zorgen ervoor dat we nare ervaringen vermijden. We worden bang en rennen weg bij gevaar, we worden boos en vallen aan als we een indringer zien, en we voelen ons onbehaaglijk en gaan naar binnen als het koud is. Gevoelens hebben drie kenmerken waardoor ze van overlevingswaarde zijn.

(1) Ze komen op wanneer onze belangen in het geding zijn, bijvoorbeeld als we worden bedreigd of juist iets zien dat we graag willen hebben; ze geven een signaal wanneer we in aktie moeten komen om onze belangen te behartigen. Zo voelden de vrouwen in de supermarkt de ander als een bedreiging waartegen ze zich moesten beschermen.

(2) Ze eisen voorrang. Gevoelens kunnen ons gedrag beheersen. Ze zijn autonoom, ze laten zich niet wegpraten. Als je kwaad of bang of verliefd bent, beheerst dat je gedachten. Hiermee zorgen onze gevoelens ervoor dat ze onze belangen beschermen. Gevoelens veroorzaken ook vaak een blikvernauwing: je ziet alleen datgene wat bij het gevoel past. Ben je kwaad op iemand, dan kun je alleen maar negatieve dingen over diegene bedenken. Alles wat je ziet, ondersteunt het gevoel. Op zo’n moment is het moeilijk de zaak wat ruimhartiger te bekijken, zelfs als je dat al zou willen. Maar als je goed kwaad bent wíl je dat niet eens. Het gevoel is de baas.

(3) Ze volgen het lust-onlust-principe: als iets ons een goed gevoel geeft, willen we het benaderen, bijvoorbeeld lekker eten of een geliefde; als iets ons een slecht gevoel geeft, willen we er vanaf, hetzij door het te verslaan (vechten) of ervan weg te rennen of ons ervan af te keren (vluchten). Het volgen van het lust-onlust-principe is van overlevingswaarde. Als er ooit mensen waren, die bij honger, pijn en kou dachten “ik accepteer het, rottigheid hoort ook bij het leven”, dan zijn ze uitgestorven. wijsheid2

In de strijd om het bestaan zijn deze kenmerken van gevoelens dus erg nuttig. Maar in de hedendaagse beschaving kan ons gevoel ons ook in de weg zitten, juist door deze kenmerken. Een typisch voorbeeld is trek in zoet en vet eten. We zijn evolutionair voorgeprogrammeerd om alles op alles te zetten om voldoende suiker en vet binnen te krijgen. Vandaag de dag leidt dat tot overgewicht en gepieker. Het verlangen is echter gekoppeld aan onze instincten, dus we kunnen het niet zomaar ‘uit’ zetten. Zelfs als je het volhoudt om weken aan de lijn te doen – of niet tegen je baas of beste vriend te zeggen wat je van hem denkt – dan grijpt het gevoel toch zijn kans in een zwak moment. Het gevoel is als water dat stroomt naar het laagste punt; dat laagste punt is het moment dat je even niet oplet of wat minder sterk in je schoenen staat.

Dat is de kracht van het emotionele systeem, en dat is ook de moeilijkheid. Als je van je leidinggevende kritiek krijgt op je werk, kun je zo boos of gekwetst zijn dat je een sterke drang voelt om je vinger op te steken en te roepen “Doei, ik ben weg! Doe het maar lekker zelf als je het zo goed weet!” Dat zou heerlijk zijn. Tegelijkertijd zou je daarmee je belangen op langere termijn schaden. Het gevoel is gericht op de korte termijn: het motiveert je om dingen te doen waardoor je je hier-en-nu meteen beter voelt. We zien hetzelfde bij Ally’s boosheid, die haar motiveerde haar voet uit te steken. In de oertijd zou ze hiermee de vijand verslagen hebben, en vandaag de dag is het nog steeds lonend: lekker puh. Het overlevingsinstinct heeft geen tijd om te delibereren over hoe het dan verder gaat en wat op langere termijn betere gedragsalternatieven zijn.

Het hoofd: Intuïtie en de kracht van het onbewuste
Het woord ‘gevoel’ wordt ook nog op een andere manier gebruikt, in relatie tot intuïtie. Bijvoorbeeld als we zeggen dat je op je gevoel moet afgaan bij belangrijke beslissingen en keuzes. Mijn collega Ap Dijksterhuis stelt dat je met name bij complexe beslissingen beter op je gevoel kunt vertrouwen dan op je verstand. In zijn onderzoek moesten mensen bijvoorbeeld de beste auto kiezen uit vier onbekende merken. Van elke auto kregen ze 12 kenmerken, bijvoorbeeld over wegligging, bagageruimte en benzineverbruik. Eén van de auto’s was gemiddeld beter dan de rest, maar door de veelheid aan informatie was dat niet snel te zien. Sommige deelnemers mochten tien minuten nadenken over hun keuze. Anderen werden tien minuten afgeleid en konden daardoor alleen onbewust een afweging maken. Deze deelnemers bleken vaker de beste auto te kiezen.

Onbewust nadenken heeft kennelijk meer effect dan bewust. De verklaring is dat het onbewuste in weinig tijd meer informatie kan verwerken. Bewust kun je je aandacht maar op een heel beperkt aantal dingen tegelijk richten, maar het onbewuste heeft een veel grotere capaciteit. Terwijl u dit leest met uw bewuste aandacht, registreert uw onbewuste ook geluiden op de achtergrond, denkt na over een probleem van vandaag, en wie weet ook over welke auto, woning of geliefde u zult kiezen. Door die grotere capaciteit kan het onbewuste beter overweg met een complexe beslissingssituatie. Je hoeft alleen maar te zorgen dat je alle informatie verzamelt – let op, je kunt dus niet een impulsaankoop doen! Dan gebruik je het buikgevoel, niet het ‘hoofd’gevoel van het onbewuste – en dan wacht je tot het onbewuste klaar is. De onbewuste keus dient zich aan als een neiging, een intuïtie: je hebt bij de ene auto (woning, baan, partner) een beter gevoel dan bij de andere.

Op dezelfde manier kun je een gevoel hebben bij je eerste indruk van een persoon, alleen gaat dat sneller doordat we hierin geoefend zijn. Iemand kan bijvoorbeeld onbetrouwbaar overkomen, of je hebt juist meteen een klik met iemand. Het is goed mogelijk dat zo’n gevoel is gebaseerd op een grote hoeveelheid lichaamstaal die je onbewust hebt verwerkt – iemands stem, oogopslag, bewegingen, geur, pupilgrootte; dingen die je bewust niet eens opmerkt, maar die onbewust worden opgepikt en tezamen allemaal bijdragen aan dat wat we intuïtie noemen.

Het goede nieuws is dus: je kunt op je gevoel vertrouwen. Je moet alleen zorgen dat je eerst alle relevante informatie verzamelt. Vervolgens ga je iets heel anders doen en wacht je af tot het gevoel zich aandient. Het slechte nieuws is: deze voorstelling van zaken is waarschijnlijk te simplistisch. Het kan werken, maar het kan ook gigantisch mis gaan. Zeker kan het onbewuste erg slim zijn, maar het blijft een grote ‘black box’ waarvan je alleen ziet wat eruit komt. Je hebt geen enkel idee hoe het onbewuste tot een bepaald gevoel komt, en of allerlei irrationele en misschien zelfs onwenselijke aspecten een grote rol spelen. In het onderzoek van Dijksterhuis werd alleen relevante informatie gegeven over de auto’s. Maar als een van de auto’s een mooie vrouw op de motorkap heeft, zal die vaker worden verkocht. Bewust begrijp je wel dat die vrouw niet bij de auto is inbegrepen. Maar het onbewuste is een associatief systeem. Een auto die met iets prettigs is geassocieerd – mooie vrouw, mooi weer, mooie reclamefolder, goeie bui, aardige verkoper – zal meer positieve gevoelens oproepen. Omdat je helemaal niet weet waar het ‘gevoel’ op is gebaseerd, kun je daar flink de mist mee in gaan.

Op dezelfde wijze kun je intuïtief ten onrechte een afkeer hebben van een persoon: “Hij is niet te vertrouwen, ik vóel het”. Dat kan terecht zijn. Maar het kan ook zijn dat die persoon onbewust associeert met iemand uit je verleden waar je een nare ervaring mee had. Of dat hij iets onaardigs over je heeft gezegd, waardoor je een instinctieve behoefte hebt je van hem af te keren. Of dat hij knapper of slimmer is dan jijzelf waardoor je je onbewust bedreigd voelt. Of dat hij je tegenstander is in een competitie waar veel vanaf hangt. Dit zijn allemaal gevallen waar het onbewuste een flinke negatieve duit in het zakje zal doen, trouw aan het lust-onlust-principe. Het onbewuste is zeker geen onpartijdige informatieverwerker; het bevat óók de instincten en het ‘buikgevoel’, de behoefte om je prettig te voelen en niet bedreigd te worden. En als het zo uitkomt zal het daarvoor zorgen, door iemand die op wat voor manier dan ook bedreigend is omlaag te halen. Slim als het is doet het onbewuste dat ook voor je, zonder dat je het zelf beseft. Prettig geregeld, maar het betekent ook dat beslissingen die we op gevoel maken volstrekt irrationeel, eenzijdig en kortzichtig kunnen zijn.

Wat kan er allemaal mis gaan als je op je gevoel/intuïtie af gaat? Een kleine greep:
Korte termijn: Je laat je teveel leiden door het lust-onlust-principe en de korte termijn. Een voorbeeld: toen mijn hond een pup was kon ik me niet aankleden, want dan wilde hij in mijn sokken en broekspijpen happen. Mijn onnadenkende reactie was om hem op zo’n moment snel een speeltje in zijn bek te stoppen, zodat hij mij even met rust liet. Effect op korte termijn: het werkt. Op lange termijn: hij leert dat hij een speeltje krijgt als ‘ie mij dwars zit. Een vergelijkbaar probleem is de slagroomtaart: prettig op korte termijn.

Grote stappen, snel thuis: De associatieve werking van het onbewuste zorgt voor verkeerde conclusies. Bijvoorbeeld: Op Marktplaats wordt voor produkten een hogere prijs betaald als er een mooie vrouw bij staat. Of: je zult eerder iets kopen als je in een goeie bui bent of als het lekker ruikt in de winkel. De associatie ‘voelt goed dus ís goed’ is snel gemaakt. Het onbewuste werkt grof en onzorgvuldig (‘quick and dirty’). Ruikt het in een huis dat te koop staat lekker doordat ze daar welbewust appeltaart bakken, dan krijg je een prettig, huiselijk gevoel bij het huis.

Onvoldoende ontkenning: Het onbewuste is buitengewoon slecht in het verstaan van het woord ‘nee’ (denk aan de moeilijkheid van de opdracht om niet aan witte beren te denken. Het onbewuste pakt deze opdracht op als “iets met witte beren”). Vandaar dat films waarin onbewust de boodschap “Ik hou niet van vet eten” worden uitgezonden, geen effect hebben. Ze zorgen er hooguit voor dat de kijker aan vet eten moet denken. Het onbewuste is ook niet goed in het afleren van onjuiste associaties. Het leert snel, maar ontleert heel moeilijk. Acteur Larry Hagman, die JR (slechterik) speelde in de tv-serie Dallas, kreeg soms op straat scheldkanonnades naar zijn hoofd en soms vielen er zelfs klappen. Mensen die de serie volgden dachten “Daar heb je die rotzak”. Een ander voorbeeld van het onvermogen om met ontkenning om te gaan, is dat we onbewust altijd op zoek gaan naar bevestiging van wat we willen en verwachten. Als je geneigd bent tot een bepaalde keuze, ga je praten met mensen die jouw neiging zullen bevestigen. Het advies van Dijksterhuis “verzamel eerst alle informatie en laat het dan aan je onbewuste over” gaat eraan voorbij dat het verzamelproces deels al door het onbewuste wordt gestuurd, waardoor je zonder het te beseffen een zwaar vertekend en gekleurd pakket aan informatie inwint.

Nabijheid en saillantie. Alles wat ons persoonlijk raakt is voor het gevoel van belang. Als je op je gevoel vertrouwt, zul je waarschijnlijk meer waarde hechten aan opa van 80 die elke dag tevreden een sigaar rookt en kerngezond is, dan aan statische gegevens over longkanker bij duizenden mensen die je niet kent. Dat is maar een getal. Instinctief zijn we toegerust om te reageren op informatie in onze nabije omgeving: dat is in de loop van de evolutie altijd nuttig geweest. Ook geven we meer gewicht aan saillante informatie. Gegevens over doden bij een vliegtuigramp maken bijvoorbeeld meer indruk dan over verkeersslachtoffers, die meer verspreid zijn over een langere periode.

Wishful thinking: We zijn erop gericht ons goed te voelen, en het onbewuste heeft slimme spin doctors in huis die daarbij helpen. Als we iets heel graag willen, bijvoorbeeld een baan waarop we solliciteren, kunnen we overoptimistisch het gevoel hebben dat het vast en zeker gaat lukken (“ik heb er een goed gevoel over”). Lukt het dan toch niet, dan lost de onbewuste spin doctor dit ook weer op: “eigenlijk was die baan toch niet echt iets voor mij”. Doordat het onbewuste dit doet, hebben we zelf niet in de gaten dat we voortdurend de feiten verdraaien. Het gevolg is dat we ons prettig voelen en vinden dat we de dingen goed voor elkaar hebben. Probleem is dat onze inschattingen verre van realistisch zijn. Zo trouwen jaarlijks heel wat mensen met de verkeerde op grond van ‘het goede gevoel’ en de overtuiging dat dit de ware is. Ook overschatten we onszelf. Iemand opent bijvoorbeeld een snackbar op een lokatie waar al zes eerdere snackbar-eigenaren failliet zijn gegaan. In plaats van te denken “Ik ben net als iedereen, dus zal het mij ook niet lukken”, zegt hij “Ik heb een goed gevoel over deze plek” of “Ik weet beter wat ik doe dan die anderen”.

Volharding en hardnekkigheid: Als je verliefd bent op iemand die dat niet beantwoordt, zou het rationeel zijn om dan maar snel verliefd te worden op een ander. Helaas kan juist onbeantwoorde liefde langer duren dan welke andere liefde dan ook. De liefde volgt een oerinstinct. De functie van verliefdheid is binding, en de hormonen en energie die daarvoor nodig zijn blijven door je systeem gieren totdat de binding volbracht is. Zolang je daaraan toegeeft (naar het gevoel luistert) hou je deze situatie in stand. Hetzelfde geldt voor andere emoties, bijvoorbeeld boosheid. Als je kwaad bent is het prettig om met anderen te praten over wat er allemaal niet deugt aan die persoon, of om je te beraden op vergelding. Zolang je energie die kant op gaat, voed je de emotie en die blijft dus de baas. Als je ergens ten onrechte bang voor bent, ga je die situatie vermijden. Het vermijden werkt belonend en daarmee hou je de angst in stand.
wijsheid3

Het hart: Wijsheid
Het bovenstaande is slechts een kleine greep uit de vele miskleunen die het gevoel kan maken. Moeten we het gevoel dan ‘uit’ zetten en meer rationeel te werk gaan? Nee, want dat kan niet – het gevoel kan zeer krachtig en eigenmachtig zijn – en dat is ook onwenselijk. Als we ons gevoel volledig zouden negeren, zouden we niet noodzakelijkerwijs betere beslissingen nemen, en we zouden al helemaal niet erg leuke mensen worden. Het gevoel maakt ons menselijk. Het hoeft helemaal niet onderdrukt te worden, het mag er zijn, met alle scherpe kantjes en ongemakkelijkheden die erbij horen. Het enige wat we nodig hebben is een wijzer deel van onszelf dat de regie in handen neemt: ons hart. Daarvoor hebben we het inzicht nodig dat we onze gevoelens hebben en niet zijn. Als je samenvalt met je gevoel, heb je geen keuzevrijheid: je kunt net als andere dieren alleen maar je instincten volgen. Vergelijk het met een bus waar allerlei mensen in zitten: de buschauffeur is het gevoel. Hij bepaalt waar je naartoe gaat. Verder heeft er niemand iets te zeggen. Wat we eigenlijk willen is dat het gevoel een van de passagiers is. Misschien zelfs wel de belangrijkste, de bijrijder. Het gevoel mag helemaal voorin zitten, als dat bij je past. Maar op de chauffeursplaats zit het hart; het deel van jezelf dat in het Boeddhisme je wijsheidsgeest heet. Kenmerken daarvan zijn:

  • hij kijkt verder dan alleen korte-termijn-belangen; hij kijkt ook naar fundamentele waarden die over een langere tijdspanne belangrijk zijn
  • hij denkt niet ‘wat wil ik hebben’ maar ‘wat wil ik zijn’, hoe kan ik in contact staan met de wereld om me me heen zoals die werkelijk is (met al het ongemak dat erin thuis hoort), en met wat ik ten diepste ben (met mijn onvolkomenheden die me menselijk maken)
  • hij voelt compassie, met anderen en met zichzelf en oordeelt niet in termen van ‘goed’ en ‘fout’
  • hij hoeft niet te bewijzen dat hij waardevol is, erbij hoort, leuk of slim genoeg is; hij gaat uit van de aanname dat ieder mens van waarde is gewoon omdat hij er ís; waardevol zijn is een gegeven, geen opgave
  • hij beseft dat je door je eigen denken en voelen vaak een beperkte blik op de wereld hebt: als je kwaad bent, iemand veroordeelt of zelfs iemand wel kan schieten, zegt dat niet iets over die ander maar over je eigen interpretaties; je ervaart dingen niet omdat ze zo zíjn maar omdat jouw bewustzijn (of onbewustzijn) zo werkt. Zo hebben alle mensen hun eigen kijk op de wereld, de ene is niet meer ‘waar’ dan de andere.

Je wijsheidsgeest heeft dus op tal van manieren een ruimer perspectief. Hij kan vanuit de emotie uitzoomen en zien: dit zijn mijn gevoelens. Compassie voelen met zichzelf, maar ook beseffen: dit is niet de wereld, dit is de emotionele bril waar ik door kijk.

Dat wil niet zeggen dat gevoelens van geen belang zijn. Ze mogen vanaf de bijrijdersstoel luidkeels meedoen en hebben vanaf die plek een nuttige rol. Ze vertellen ons in een fractie van een seconde waar onze belangen liggen: als onze belangenhartigers weten ze dat perfect. Voel je je dus opeens kwaad, jaloers, gekwetst, bang, wat dan ook, dan roepen de emoties (een beetje primitief) “Help! Foute boel! Doe er wat aan!” Met je hart kun je vervolgens beseffen: mijn belangen worden hier geraakt. En je afvragen: waar gaat dit over, wat is hier mijn belang? Wat is mijn angst, wat is mijn verlangen? In die zin neem je het gevoel heel serieus: je pakt het op als een signaal. Het enige wat je niet doet is gelijk tot aktie overgaan.

Het mooie van de wijsheidsgeest is dat iedereen hem heeft. Je moet er alleen op afstemmen. Dat leer je door te oefenen. Je kunt het vergelijken met een radiozender die altijd in de lucht is. De zender van het hart zendt altijd uit. Je moet hem alleen ontvangen, en dat lukt niet als de emoties er luidkeels doorheen knetteren. Zolang je de emoties de macht geeft, maak je hun signaal sterker en kunnen andere geluiden niet doordringen. Hoe maak je ruimte voor dat andere geluid, dat meer ingetogen is?

  1. Time-out. Hoe emotioneler je bent – en dus hoe harder je gevoel roept dat er aktie moet komen – des te beter is het om even niets te doen en het ongemak van de emotie domweg te verdragen. In het vuur van de emotie is je blik vertroebeld, maar emoties gaan weer over. Een kwestie van je aandacht verzetten. Ben je bijvoorbeeld kwaad, zorg er dan voor dat je minstens een dag wacht met reageren. Als je het niet houden kunt, schrijf desnoods alvast een kwaaie brief waarin je alles eruit gooit. Maar verstuur hem niet. Dat is moeilijk als de emotie het hoogste woord heeft, maar je kunt het met je bijrijder op een akkoordje gooien: “als je morgen alles hebt overdacht, en wat rustiger bent, en als je de brief dan nog steeds wilt versturen, dan kan het altijd nog”. (Het gevoel zal zeggen: “ik héb alles al overdacht! Ik bén al rustig! Het moet nú, want nu heeft het effect, en als ik wacht kan er van alles mis gaan!” Dit zijn de typische strategieën van het gevoel dat zijn zin wil hebben.)
  2. Uitzoomen. Om uit te zoomen heb je je bewustzijn nodig. Het is een wilsbesluit: ik ga de zaken nu even wat ruimer bekijken. Daarbij kunnen de volgende vragen behulpzaam zijn:
    - Wat speelt zich af in mijn bewustzijn? Wat zegt dat over mij? Hoe zou de ander er tegenaan kijken?
    - Als ik nu toegeef aan mijn gevoel, hoe ziet mijn gedrag er dan uit, vanaf de buitenkant bekeken?
    - Als we een week of een maand of een jaar verder zijn, waar wil ik dan zijn? Wat is op langere termijn belangrijk? Wat kan ik nu doen om daaraan bij te dragen?
  3. Aandacht richten op grotere vragen: Als een gevoel erg sterk is, leef je vaak in een kleine wereld. Het gevoel kan je een bepaalde richting in dwingen. Daarom is het goed om op een niet-emotioneel, rustig moment, voor jezelf op een rij te zetten wat belangrijke waarden zijn in je leven en belangrijke grondregels over hoe je met anderen om wilt gaan. Op een emotioneel moment moet je jezelf daar weer even aan herinneren: wat is ook alweer écht belangrijk? Is mijn gedrag nu congruent met mijn fundamentele waarden?

Laten we ons eens voorstellen dat Ally McBeal en de vrouw in de supermarkt dit zo gedaan hadden. Als de vrouw Ally het pak uit haar handen trekt, is Ally natuurlijk boos. Maar ze volgt de regel “eerst tot 10 tellen” (een snelle variant op time-out) en dan beseft ze: als ik haar nu laat struikelen geeft me dat tijdelijk een lekker gevoel, maar word ik daar gelukkig van in mijn leven? Wordt dat wat belangrijk voor me is – liefde, verbondenheid, plezier – erdoor gediend? Die vrouw is vast niet vanmorgen opgestaan met het idee “vandaag ga ik eens lekker iemand dwars zitten”. Ze heeft ergens anders last van. Als die cornflakes haar nou helpen heb ik een goede daad gedaan!

Als Ally geoefend is kan ze dit binnen enkele tellen bedenken. Wij gewone stervelingen kunnen dat niet, dus heel vaak zullen we het verkeerd doen. Dat is niet erg; als je er achteraf aan terugdenkt en nagaat hoe je graag had willen reageren, is dat ook oefening. Het is nuttig je altijd af te vragen hoe je zou reageren in het ideale geval. Dat ideaal gaan we nooit bereiken, maar het helpt om je eraan te spiegelen. Het feit dat je het kunt bedenken, toont aan dat die wijsheid allang in je aanwezig is!

Wat zou de ruziezoekende vrouw doen als ze haar hart volgde, in het ideale geval? Ally pakt het pak cornflakes op en de vrouw merkt dat dit haar irriteert. Ze onderdrukt haar neiging om te reageren en onderzoekt haar gevoel: waarom irriteert dat me zo? Ze beseft: “ik had de vrijheid willen hebben om dat pak weer op te pakken, en die vrijheid wordt me nu afgenomen. Het belang dat hier wordt geraakt is misschien mijn behoefte aan vrijheid, daar voel ik me in bedreigd. Als vrijheid zo belangrijk voor me is, is het om te beginnen een goed idee om nu een vrije, open reactie te geven!”. Terwijl ze dit allemaal denkt kijkt ze heel even boos en verontwaardigd, en zegt dan met een lach tegen Ally: “Sorry, ik voel me even wat overrrompeld, omdat dit het laatste pak is. Ik merk opeens dat ik graag de vrijheid had willen hebben om het te kopen, raar hè?” Daar zou Ally vast leuk op reageren. Ze herkent zichzelf. Ze zouden echt contact maken met elkaar en vrolijk de winkel uit komen. Zonder de cornflakes.